2 Paaszondag C - "De ongelovige Tomas" - We herdenken onze overledenen (26/04/2025)
Inleiding (Bernadette)
Lieve tochtgenoten,
We vierden vorige zondag het Paasfeest en gedurende 50 dagen blijven we in deze sfeer tot we op Pinksteren de komst van de Geest vieren. Elke zondag wordt ons een ander verrijzenisverhaal aangereikt, verhalen beladen van symboliek en verteld in een taal die voor ons moeilijk te begrijpen is. Geloven in de verrijzenis is op zich reeds moeilijk, maar wat kan ik me voorstellen bij al die Bijbelse vertellingen die ook nog eens van elkaar grondig verschillen? Bijvoorbeeld spreken over een graf dat leeg is, of over Jezus die meezit aan tafel, over Jezus die wandelt over het water, dat zijn allemaal verhalen met een andere achtergrond en verteld op een andere plaats (de evangelisten hebben ze later samengevoegd).
De grootste moeilijkheid voor ons vandaag zit in het feit dat men 2000 jaar geleden anders met een ervaring omging dan wij doen. Een innerlijke ervaring beschreef men evident in uiterlijke beelden of via een verhaal. We kunnen het ons nauwelijks voorstellen hoeveel eeuwen het heeft geduurd vooraleer men gevoelens ging isoleren van de rest van onze persoon en ze op zichzelf ging zien en benoemen. Ik vind het een rijkdom dat we onszelf kunnen loslaten en ons inleven in de beleving en de taal van een heel andere tijd en andere cultuur. Het biedt ook het voordeel om niet simplistisch te gaan spreken over ons eigen geloven, over dood en verrijzenis. Vandaag op de eerste zondag na Pasen wordt altijd het verhaal van Tomas gelezen. Men spreekt gemakkelijk over de ‘ongelovige’ Tomas, maar misschien was hij net een heel oprechte gelovige. De evangelist Johannes noemt hem trouwens ‘de tweelingbroer’. Wie de tweede is zegt Johannes niet, maar wellicht bedoelde hij jou en mij. Dit verhaal gaat dus over ons.
Laten we eerst luisteren naar het evangelie volgens Johannes.
Lezing: Johannes 20, 19-31 (NBV21)
Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; uit angst voor de Joden hadden ze de deuren op slot gedaan. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullie!’ Na deze woorden toonde Hij hun zijn handen en zijn zij. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen. Nog eens zei Jezus: ‘Vrede zij met jullie! Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit.’ Na deze woorden blies Hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’
Een van de twaalf, Tomas (dat is Didymus, ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren op slot zaten, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Vrede zij met jullie!’ zei Hij, en daarna richtte Hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je Me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’
Jezus heeft in het bijzijn van zijn leerlingen nog veel meer tekenen verricht, die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven ontvangt door zijn naam.
Homilie (Bernadette)
We weten intussen wel dat de evangelist met dit verhaal op de eerste plaats wilde verduidelijken dat de verrezen Heer dezelfde is als de Jezus die op aarde leefde, preekte en werd vermoord. Maar dit verhaal gaat veel verder dan deze rationele vaststelling. Tomas ontdekt maar de betekenis van de verrijzenis door zijn hand te leggen op de wonden van Jezus. Ruimer gesteld: één van de wegen naar de verrijzenis, misschien wel de belangrijkste, is de confrontatie met de wonden van deze wereld. Zo zag Tomas Jezus en via Hem deze wereld. De eerste aanzet naar geloven was voor hem de betrokkenheid in het lijden.
De letterlijkheid van het verhaal laat ik voor wat het is en ik ga op zoek naar de symboolwaarde. Twee aspecten zijn de moeite tot bezinning waard, ze raken ook ons eigen religieus aanvoelen:
- Thomas is een gelovige die niet zozeer op gezag van anderen gelooft, maar hij verlangt naar een persoonlijke ontmoeting, om van daaruit een persoonlijk geloof op te bouwen.
- Thomas als persoonlijke gelovige, wil realist blijven, hij verwerpt een triomfantalistische verrezen Heer, hij wil hem ontmoeten als mens die getekend is, die een geschonden lichaam heeft ... geen macht en luister maar een lijdende Heer wil hij herkennen en volgen.
In deze geest nodig ik jullie uit om stil te worden en ons tot de Heer te keren.
"Ik wil in zijn handen de plaats zien waar de spijkers hebben gezeten, ik wil ze met mijn vinger voelen, ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen, anders geloof ik het nooit!"
Heel krasse taal, zelfs als we het symbolisch interpreteren! Jezus blijft voor Thomas over de dood heen, met het lijden verbonden.
We herdenken onze overledenen
Daarom willen wij ook vandaag denken aan onze geliefde doden. Wij brengen hun namen in herinnering en geloven dat ze ons nabij blijven. Af en toe kunnen we misschien het gevoel hebben dat ze dicht bij ons zijn. Wij hebben vandaag bij ons hier een paasboom geplaatst. Een boom die bloeit. Wie wil kan op een kaartje de naam schrijven van een geliefde die van ons is heen gegaan maar nog steeds dichtbij is over de dood heen. Alle kaartjes mogen aan de boom gehangen worden om nooit te vergeten. We laten hier ondertussen ook enkele kaarsjes branden om te tonen dat zij in het licht van de verrijzenis verder leven.
En samen zingen we het lied: De steppe zal bloeien.
Bezinning
In het graf van de dood,
van oorlog en onrecht,
van haat en angst,
heb ik een engel gezien.
Hij had geen vleugels en zijn gewaad schitterde niet.
Neen, hij was heel gewoon,
een mens als ieder ander mens.
Hij was er,
midden in dat graf.
Hij was niet weggelopen van de mens en zijn ellende.
Hij was er,
in mijn angst en mijn onvrede,
in mijn onmacht
midden in de dood van velen.
Hij was er
zoals God er altijd is,
midden in de dood.
Niet bang zijn, zei hij,
Je hoeft de Levende hier niet te zoeken.
Maar breek de graven open,
maak de zwachtels los
die mensen gevangen houden in zichzelf,
toegeklapt in hun verdriet.
Herstel de onmacht en de angst,
wek een nieuw vertrouwen,
en wees er ook voor anderen.
Dan zul je Hem zien,
de Levende,
daar gaat Hij u voor.
Wie als God doet,
is door geen grafsteen tegen te houden.