1 zondag van de advent C  -  'God zoekt een plek waar Hij kan wonen'  (27/11/2021)

Openingsgebed

God, Jij die al wat is, geschapen hebt en leidt,
Jij die door ons genoemd mag worden: Vader,
aan Jou dragen wij in eerbied dit samenzijn op.
We delen brood, wij delen wijn,
en wij ontmoeten elkaar in Jouw Naam:
Vader, Zoon en heilige Geest. Amen.

Openingslied:  ♫  37   Zomaar een dak

Zomaar een dak boven wat hoofden
deur die naar stilte openstaat.
Muren va huid, ramen als ogen
speurend naar hoop en dageraad.
Huis dat een levend lichaam wordt
als wij er binnen gaan om recht voor God te staan.

Woorden van ver, vallende sterren
vonken verleden hier gezaaid.
Namen voor Hem, dromen, signalen
diep uit de wereld aangewaaid.
Monden van aarde horen en zien,
onthouden, spreken voort Gods vrij en lichtend woord.

Tafel van Een, brood om te weten
dat wij elkaar gegeven zijn.
Wonder van God, mensen in vrede,
oud en vergeten nieuw geheim.
Breken en delen, zijn wat niet kan,
doen wat ondenkbaar is, dood en verrijzenis.

Lichtritus

Je zag het al aan de dia bij het binnenkomen: de Advent begint.
We gaan op weg naar Kerstmis, als persoon én als Effatagemeenschap. Maar we willen ons ook verbinden met andere zoekenden in de ruimere samenleving. We denken daarbij onder meer aan Welzijnszorg. Met de campagne van dit jaar willen ze drempels en obstakels blootleggen om zo tot een beter woonbeleid te komen, zodat wonen weer leefbaar wordt, zodat voor iedereen – ook die mensen die het om allerlei redenen moeilijk hebben - het recht op wonen gegarandeerd wordt.

De lezingen deze advent nodigen ons uit om ons klaar te maken voor Gods nieuwe wereld. Die wereld waar we ons op voorbereiden, zal niet om het even wat zijn. God heeft voor onze wereld grote ambities, hoop en dromen, maar ook duidelijke grenzen: in het Rijk Gods is er geen plaats voor onrechtvaardigheid, egoïsme of haat.

Binnen Effata werken we deze advent rond het thema “Ik zal in mijn huis niet wonen!”, naar het lied van  Huub Oosterhuis dat voortbouwt op Psalm 132:

Lied:  ♫  68   Ik zal niet rusten

tekst: Huub Oosterhuis  -  muziek: Antoine Oomen

Ik zal in mijn huis niet wonen, ik zal op mijn bed niet slapen,
ik zal mijn ogen niet dichtdoen, ik zal niet rusten, geen ogenblik,
voordat ik heb gevonden: een plek waar Hij wonen kan,
een plaats om te rusten voor Hem die God is, de enige ware.

Ik zal in mijn huis niet wonen, ik zal mijn ogen niet dichtdoen,
ik zal niet rusten, geen ogenblik, ik mag versmachten van dorst,
tot ik gevonden heb: een plek waar de doden leven,
de plaats waar recht wordt gedaan aan de verworpenen der aarde.

Laten we nu in deze donkere tijd het licht van de eerste adventskaars aansteken. Madelief, wil jij dat voor ons doen?

Ondertussen zingen we de eerste twee strofen van

Lied:  ♫  167  Al wie dolend in het donker

Al wie dolend in het donker, in de stilte van de nacht,
en verlangend naar een wonder, op de nieuwe morgen wacht:

vrijheid wordt van u verkondigd door een Koning zonder macht.

Onze lasten zal Hij dragen, onze onmacht tot der dood,
geeft als antwoord op ons vragen ons zichzelf als levensbrood:
nieuwe vrede zal er dagen, liefde straalt als morgenrood.

En wij bidden, rustig langzaam, samen:

Heer, dat Gij mens wilt worden is een groot mysterie,
het doet ons inzien dat we kinderen zijn van U, onze Vader,
en dus broers en zussen van elkaar.

In uw ogen is niemand uitgesloten,
in uw ogen heeft ieder evenveel rechten,
in uw ogen is elke mens de moeite waard.

Verlicht onze geest en doe ons leven vanuit uw liefde.
Wij vragen het U door Jezus uw Zoon en onze broeder.
Amen.

Inleiding  (Frans)

We hebben zopas de eerste adventskaars aangestoken. Daarmee is ook het nieuwe kerkelijk jaar begonnen.

Van de advent zeggen we dat het een sterke tijd is. Een periode waarin we als christenen onderweg, ons meer dan anders bezinnen over wat “christen zijn”, wat de “geboorte van Jezus” voor elk van ons betekent. Ons herbronnen en, waar nodig, ons herpakken.

Toen ik de evangelielezing doornam, moest ik toch even in mijn haar krabben. Het eerste deel van de lezing is voor mij niet zo toegankelijk en in een taalgebruik dat eerder weerstand oproept en het tweede deel heeft een groot “pas maar op” gehalte. De lezing lijkt ook niet te passen bij het begin van de advent, bij het positieve van het op hand zijnde kerstgebeuren. Je krijgt immers de indruk dat het niet over een nieuw begin, maar eerder over het einde van de wereld gaat.

Net als twee weken geleden bij Marcus heeft ook Lucas het over de eindtijd. Maar er zijn accentverschillen. Lucas denkt dat de eindtijd nog even op zich zal laten wachten en toch wil hij waakzaam zijn.

Deze weerbarstige tekst kan ons wellicht meer zeggen als we intenser luisteren, anders naar de dingen kijken en andere klemtonen leggen?

Luisteren we naar het verhaal volgens Lucas.

Lezing:  Lucas 21, 25-28.34-36  (NBV)

Dan zullen er tekenen zijn aan de zon en de maan en de sterren, en op aarde zullen de volken sidderen van angst voor het gebulder en het geweld van de zee;
de mensen worden onmachtig van angst voor wat er met de wereld zal gebeuren, want de hemelse machten zullen wankelen.
Maar dan zullen ze op een wolk de Mensenzoon zien komen, bekleed met macht en grote luister.
Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!

Pas op dat jullie hart niet afgestompt raakt door de roes en de dronkenschap en de zorgen van het dagelijks leven,
zodat die dag jullie overvalt, onvoorspelbaar als een val die dichtklapt.
Want plotseling zal hij komen over allen die waar ook op aarde wonen.
Wees waakzaam en bid onophoudelijk om te ontkomen aan de dingen die gebeuren gaan en om voor de Mensenzoon te kunnen verschijnen.

Deelmoment  (Frans)

Na een paar keer herlezen en overwegen, hoor ik vooral twee oproepen.

Een eerste oproep: “blijf hopen” of zoals Lucas het zegt: “Als je de Mensenzoon ziet komen, richt je dan op en hef je hoofd, want verlossing is nabij”

Ook al ziet het er soms slecht uit, toch mag je de moed niet opgeven, soms komt er onverwacht een opening waardoor iets wat eerst onmogelijk leek plots wel kan … soms blijft iets op zich erg, kan je er niks aan veranderen, maar beweegt er iets in positieve zin op een ander vlak, …
Hoop doet leven, dikwijls anders, maar toch leven, soms meer bewuster en dieper.

Een tweede oproep: “wees waakzaam” of zoals Lucas het zegt: “Pas op dat jullie hart niet afgestompt raakt door de roes en de dronkenschap en de zorgen van het dagelijkse leven, (…) Wees waakzaam en bid (…)”

M.a.w. laat je niet in slaap wiegen, minder alert of onverschillig worden, maar blijf verbinding maken met God, blijf samen met de anderen werken aan het rijk van God, een plek waar – zoals Jeremia het zegt (Jer 33, 14-16) – mensen zo eerlijk en rechtvaardig met elkaar omgaan dat verlossing en bevrijding - voor elkeen - al doende gerealiseerd kan worden.

We geloven dat God ons daarbij wil helpen … als wij dat toelaten.
Met kerstmis vraagt Hij opnieuw aan elk van ons: mag ik bij jou geboren, herboren worden? Mag ik bij jouw “in-”wonen?

Zoals zoveel mensen in onze samenleving zoekt ook God een woning.

  • Hij klopt op elke deur, ook op die van elk van ons. We moeten ons niet afvragen of onze woning wel goed genoeg is voor hem. Welk EPC we hebben, is voor hem niet belangrijk. Wel of we gastvrij zijn, of we open staan voor iemand die anders is, voor iets nieuws.
  • Een woning, een plaats om te wonen. Vier muren, een dak, ramen en deuren. Voor iemand die niks heeft, de vluchtelingen aan de grens tussen Wit-Rusland en Polen of de dak- en thuislozen bij ons, zou dat al een grote stap vooruit zijn. Maar echt wonen is meer dan dat. Het is een plaats waar je kan thuiskomen, waar je jezelf kan zijn, waar je verbondenheid kan voelen, waar relatie kan groeien.
  • God zoekt relatie. Hij wil lief en leed met ons delen. Samen lachen, maar ook samen bezorgd samen om een geliefde die het moeilijk heeft, samen wenen uit onmacht of verdriet. Maar ook samen hopen, de draad terug opnemen en vooruit kijken.
  • God zoekt een woning waar leven is, geleefd wordt. Hij zoekt geen fort, waar men zich terugplooit op het kleine, vertrouwde groepje. Waar men uit angst alles afsluit. En daarmee ook zichzelf binnen sluit. Misschien wel een luxe-gevangenis, maar toch een gevangenis. Neen, God zoekt een open huis, waar mensen welkom zijn, hulp en steun krijgen.
  • Een huis ook waar ook ruimte is voor Stilte … Het gewoon aanwezig zijn, opmerkzaam genietend. Of als een heilzaam onderdeel van een gesprek. Of om te luisteren naar de A(a)nder(e). Deugddoende, verdiepende, herbronnende, kracht gevende, verbindende Stilte.
  • God voelt zich op zijn gemak in een onaf huis, eentje dat nog in opbouw of vernieuwbouw is. Een huis dat meegroeit met ons leven. Steeds veranderend, niet vastgeroest maar open voor vernieuwing en verbetering.
  • God vertoeft graag in een huis dat zich niet laat ringeloren door de dagelijkse sleur, maar waar de bewoners blijven dromen, creatief blijven zoeken hoe ze de wereld een klein beetje beter kunnen maken, waar ze blijven geloven in zichzelf, de medemens en de kracht van kwetsbare, dienende liefde.

Over die liefde schrijft de apostel Paulus in de brief aan de christenen van Tessalonica (1 Tess 3, 12 – 4,2): “Moge de Heer uw liefde voor elkaar en ieder ander groter maken, zodat uw liefde even overvloedig wordt als onze liefde voor u. Moge de Heer u door die liefde kracht geven …”

De advent roept op om een nieuw begin te maken.
Te kijken met andere ogen. Ogen van geloof, hoop en liefde.
Zie rondom jou, zie in jouw. Ontdek wat nodig is, wat kan, wat jij kan. Elke stap telt, kan het verschil maken.

Misschien iets om de komende week extra aandachtig voor te zijn?

Willen de jongeren de tafel klaarmaken?

Tafelgebed  212:  Wij danken U, God  → zie wit mapje

Bezinning:  Ik zoek een Plek    (Kris Buckinx, uit ‘Op het andere been’, uitgave Halewijn)

Altijd onderweg, nergens thuis,
zoek ik een plek,
waar ik mezelf mag zijn,
waar mijn dromen wortel mogen schieten,
waar ik beschutting vinden mag voor de nacht,
voor mijn diepste angsten,
voor mijn diepste liefdes,
voor mijn ja’s en voor mijn nee’s,
voor mijn ongeduld en twijfel,
voor mijn creativiteit en kracht. 

Altijd onderweg, nergens thuis,
heen en weer geslingerd
tussen agenda’s, mensenvragen,
tussen moeten en niet kunnen,
tussen gisteren en morgen,
tussen weg van één en bij elkaar.

 

 

Altijd onderweg en nergens thuis,
onderweg naar ’t land van belofte,
weg uit Ur op weg naar Babylon,
van ’t land van Moab naar de Sinaï,
van Nazareth naar Bethlehem,
van Jeruzalem naar Jericho.
Land van vlucht en van ellende
land van zorg en land van voorspoed
land van honger, onderdrukking ,
land van recht en land van evenwaardigheid. 

Ik - zoek – een – plek!
We doen of we alléén
die plek wel zullen vinden.
Ik twijfel.
Hebben we mekaar niet nodig,
herders, éénvoudigen,
die verhalen vertellen als wegwijzers?
Zelfs in de nacht zien ze helder. 

Ik zoek een plek.

Slotgebed  (Luc)

God,
in deze Advent bidden wij tot U:

wees aanwezig in ons midden
in ons hart
en in onze wereld;

open onze ogen
om te zien wat er gebeurt,
met mensen, met onze aarde;

leer ons opzien naar de Mensenzoon,
zodat we vertrouwen krijgen
in de kracht van het Leven;

geef ons voldoende aandacht
voor de tekens van leven,
dicht bij en ver van ons;

versterk ons geloof
dat uw koninkrijk groeit,
ook hier en nu;

en help ons
om in geloof en vertrouwen
mee te werken aan dat koninkrijk
van liefde en zorg
voor mensen en voor onze aarde.

God,
ontsteek in ons het vuur van uw liefde,
het licht voor onze toekomst.

Amen.