3 zondag v/d veertigdagentijd A  -  'Water voor iedereen'  (11/04/2023)

Duiding van het thema

Het is het derdeweekend van de veertigdagentijd.
Dit jaar krijgen we doorheen de lezingen een beter beeld van wie Jezus was en wat Hij voor ons kan betekenen. Daarom kozen we met de werkgroep liturgie als rode draad voor  “Jezus is de weg naar het volle Leven!”. Elke viering krijgen we een nieuwe stapsteen om de weg van Jezus te gaan.

Vandaag krijgen we een nieuwe stapsteen 'Water voor iedereen'.

Terwijl een jongere die aanbrengt zingen we

109  Wees hier aanwezig  (antifoon + refrein)

Wees hier aanwezig, woord ons gegeven.
Dat ik U horen mag met hart en ziel.

Wek uw kracht en kom ons bevrijden.

Inleiding:  Er is geen uitgeschreven tekst beschikbaar

Lezing: Johannes 4, 5–42  (NBV21)

Zo kwam Hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had, waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur. Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef Mij wat te drinken.’ Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt U, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!’ (Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om.) Jezus zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u Hém erom vragen en dan zou Hij u levend water geven.’ ‘Maar heer,’ zei de vrouw, ‘U hebt geen emmer, en de put is diep – waar wilt U dan levend water vandaan halen? U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee.’ Jezus antwoordde: ‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen, maar wie het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat Ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’ ‘Geef mij dat water, heer,’ zei de vrouw, ‘dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.’ Toen zei Jezus tegen haar: ‘Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.’ ‘Ik heb geen man,’ zei de vrouw. ‘U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt,’ zei Jezus, ‘u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.’ Daarop zei de vrouw: ‘Ik begrijp dat U een profeet bent, heer. Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’ ‘Geloof Me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Jullie vereren wat je niet kent, wij vereren wat we kennen; de redding komt immers van de Joden. Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt vervuld van Geest en waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen vervuld van Geest en waarheid.’ De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat de messias zal komen,’ (dat betekent ‘gezalfde’) ‘wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.’ Jezus zei tegen haar: ‘Ik ben het, degene die met u spreekt.’
Op dat moment kwamen zijn leerlingen terug, en ze verbaasden zich erover dat Hij met een vrouw in gesprek was. Toch vroeg niemand: ‘Waar bent U op uit?’ of: ‘Waarom spreekt U met haar?’ De vrouw liet haar kruik staan, ging terug naar de stad en zei tegen de mensen daar: ‘Kom mee, er is iemand die alles van mij weet. Zou dat niet de messias zijn?’ Toen gingen de mensen de stad uit, naar Hem toe.
Intussen zeiden de leerlingen tegen Jezus: ‘Rabbi, U moet iets eten.’ Maar Hij zei: ‘Ik heb voedsel dat jullie niet kennen.’ ‘Zou iemand Hem iets te eten gebracht hebben?’ zeiden ze tegen elkaar. Maar Jezus zei: ‘Mijn voedsel is: de wil doen van Hem die Mij gezonden heeft en zijn werk voltooien. Zeggen jullie niet: “Nog vier maanden en dan komt de oogst”? Ik zeg jullie dit: kijk om je heen, dan zie je dat de velden rijp zijn voor de oogst! Nu al krijgt de maaier zijn loon en verzamelt hij vruchten voor het eeuwige leven, zodat de zaaier en de maaier tegelijk feest kunnen vieren. Hier is het gezegde van toepassing: De een zaait, de ander maait. Ik stuur jullie eropuit om een oogst binnen te halen waarvoor je geen moeite hebt hoeven doen; dat hebben anderen gedaan en jullie maken hun werk af.’
In die stad kwamen veel Samaritanen tot geloof in Hem door het getuigenis van de vrouw: ‘Hij weet alles van mij.’ Ze gingen naar Hem toe en vroegen Hem bij hen te blijven. Toen bleef Hij nog twee dagen. Nog veel meer mensen kwamen tot geloof door wat Hij zei; ze zeiden tegen de vrouw: ‘Wij geloven nu niet meer om wat jij gezegd hebt, maar we hebben Hem zelf gehoord en we weten dat Hij werkelijk de redder van de wereld is.’

Homilie:  Er is geen uitgeschreven tekst beschikbaar

Bezinning

Bij de bron

Jezus zet zich neer bij de bron van Jacob.
Hij komt thuis bij zijn diepste wortels.
Daarom gaat het gesprek met de vrouw ook niet zomaar over water.
Jezus zelf wordt een nieuwe bron.
Hij wordt water dat alle dorst verdrijft.
Mensen die zich aan die bron laven,
die krijgen leven voorgoed.
Meer nog: zij worden zelf bron van leven.
Ze geven door
van wat er ten diepste
in hen is aangeboord
en tot leven gekomen.

Bij de Bron van levend water, die Jezus is,
mogen we ons steeds weer neerzetten.
We mogen er tot rust komen,
bij onszelf thuis zijn en vrede vinden.
We mogen zien welke onze eigen bronnen zijn,
van waaruit wij leven en werken.
Als we rusten aan onze eigen bron
dan staan we in verbinding met de bron van Jezus.
Dat kan richting geven aan ons leven.
Het kan een stimulans zijn
om nieuwe wegen te zoeken,
wegen van verbondenheid met God en elkaar.

Wim Holterman osfs