29 zondag door het jaar A  -  'God geven wat hem toebehoort'  (21/10/2023) 

Inleiding  (Frans)

Vandaag horen we hoe de farizeeën Jezus proberen in de val te lokken met een vraag over het betalen van belastingen.

In Jezus tijd was dat een heikel punt. Van de romeinse bezetter moest iedereen belasting betalen en dat moest met romeins geld gebeuren.
Op dat geld stond een beeltenis van de keizer met het randschrift “Tiberius, zoon van de goddelijke Augustus”.

Voor de joden was dat een probleem: romeinse munten gebruiken was collaboreren en dus politiek en maatschappelijk niet ok.
Maar de joden erkennen ook maar één God, Jawhe, en betalen met geld van iemand die zichzelf als goddelijk zag, was vanuit godsdienstig standpunt ook niet ok.

Ze willen Jezus “pakken” en dus stellen ze Jezus een strikvraag. Een vraag waarop een goed antwoord eigenlijk niet mogelijk is.
Maar ze komen bedrogen uit. Jezus geeft een antwoord dat ze niet verwacht hadden.

In dat antwoord zit ook voor ons een boodschap, ook al zitten wij op het eerste zicht in een andere situatie.

Luisteren we naar het verhaal volgens Matteüs.

Lezing: Matteüs 22, 15–21  (NBV21)

Nu trokken de farizeeën zich terug om te overleggen hoe ze Hem met een uitspraak in de val konden lokken. Ze stuurden enkele van hun leerlingen samen met een aantal herodianen naar Hem toe, met de vraag: ‘Meester, wij weten dat U oprecht bent en in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God. U trekt u niets aan van het oordeel van anderen, want U ziet niemand naar de ogen. Zeg ons daarom wat U vindt: is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?’ Maar Jezus had hun boze opzet door en zei: ‘Waarom stelt u Me op de proef, huichelaars? Laat Me eens een belastingmunt zien.’ Ze reikten Hem een denarie aan. Hij vroeg hun: ‘Van wie is dit een afbeelding en van wie is het opschrift?’ Ze antwoordden: ‘Van de keizer.’ Daarop zei Hij tegen hen: ‘Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’

Homilie  (Frans)

De farizeeërs hadden Jezus eigenlijk al veroordeeld, hadden hem afgeschreven als iemand die minstens in diskrediet moest gebracht worden.
Ze zochten een uitspraak waarop ze hem konden pakken.

Het viel mij op dat ze niet zelf naar Jezus toe gingen, maar dat ze anderen het vuile werk lieten opknappen: hun leerlingen en enkele aanhangers van Herodus.

Doen wij dat ook soms? Mensen veroordelen, afschrijven, wegzetten zonder hen een eerlijke kans te geven? Laten wij ook soms anderen het vuile werk voor ons opknappen?

Ze probeerden Jezus in de val te lokken. Ze deden zich beter voor dan ze waren. Eerst gaven ze hem complimentjes: “Meester” – wat een blijk van respect is – en “je bent oprecht, je laat je niet beïnvloeden, we vinden je mening belangrijk”. Om hem dan een strikvraag te stellen over het betalen van belastingen aan de Keizer. Ofwel zou Jezus een slechte jood, een collaborateur blijken te zijn ofwel een opstandeling, een rebel.

Doen wij dat ook soms? Ons beter voordoen dan we zijn, onze bedoelingen verbergen onder een mooi laagje vernis en mensen proberen in de val te lokken?
Hoe voelt dat als anderen dat bij ons doen? Wat is  dan onze spontane reactie?

Maar Jezus doorziet hun bedoelingen. Hij vraagt om een belastingmunt te tonen. Ze doen dat en leggen hem uit wat er op de munt staat en aan wie die munt toebehoort. … bij de omstaanders lieten ze zich daardoor kennen als ‘slechte’ joden, die munten van de bezetter bij zich hadden en gebruikten.
Zijn antwoord “Geef aan de keizer wat de keizer toekomst, en geeft aan God wat God toebehoort” Lijkt op het eerste zicht een diplomatiek antwoord, dat de kool en de geit spaart. Maar uiteraard zit er meer achter.
Jezus stelt ook elk van ons vandaag de vraag aan wie wij “toebehoren”, aan wie je jezelf toevertrouwt, op wie jij je richt, wie je als leidraad, als ijkpunt neemt. Is dat de keizer (macht, bezit, geld) of is dat onze God die Liefdevolle aanwezigheid (Ik-zal-er-zijn) is?
Wij geloven dat God Liefde is, op zoek is naar verbinding met de mens omdat hij ons graag ziet en wil dat wij - alle mensen - volop kunnen leven.
Wij geloven dat de mens geschapen is naar het beeld van God, dat Hij het oorsprong en doel, begin en einde is.

Zijn we ook bereid om helemaal vanuit dit geloof te leven? Dat geloof te laten doorwegen in de keuzes die we iedere dag maken?

God geeft zijn Liefde zomaar, “om niet” en wij hebben de keuze om dat geschenk – die genade – te aanvaarden of niet.
Wij beslissen of en hoe we met dat geschenk aan de slag gaan, of we Gods Liefde willen door- en teruggeven via de manier waarop we leven, bijvoorbeeld

  • Door God toe te laten in ons leven, als reisgezel en inspiratiebron. Niet alleen tijdens de wekelijkse viering, maar in het leven van elke dag.
  • Door te proberen ten volle onszelf te worden, “echt” - authentiek, zoals God ons heeft gedroomd. Elk met onze eigen, unieke persoonlijkheid, met sterke en mindere kanten, maar zoekend om volop “mens voor de mens” te zijn.
  • Door ons te laten vullen, ver-vullen, met Gods Liefde en om die Liefde ook via vele kleine gebaren zomaar, “om niet” door te geven aan de mensen rondom ons.
  • Door niet te zwijgen als mensen uitgesloten, in de steek gelaten worden, maar op te komen tegen onrecht en onrechtvaardigheid.
  • Door zoals Jezus iedereen te aanvaarden zoals hij/zij is, niemand als mens te veroordelen of afschrijven (ook al hoeven we het niet altijd eens te zijn met de daden van die persoon, ook al kunnen we ons diep gekwetst voelen door wat iemand doet).

Het is leven naar het voorbeeld van Jezus, samen onderweg, zoekend naar wat dit voor ons betekent, als individuele gelovige én als gelovige gemeenschap Niet alleen in theorie, maar in de praktijk van elke dag.

Er is geen afvinklijstje van wat en hoe wat dat moeten doen. We moeten keuzes maken.
Maar ook nu nog zegt Jezus “wees niet bang”, “Ik ga met jullie mee”, “Ik ben er, altijd”.

Laten we deze week overwegen wat deze oproep voor ons betekent, welke concrete stap ik de komende periode wil zetten.

En dekken we nu de tafel om te breken en te delen.

Bezinning:  "Wie God is ..."

Wie God is,
heeft geen mens ooit gezien.
Alles wat we weten,
is dat telkens weer in de geschiedenis
mensen door Hem worden gegrepen,
door zijn liefde geraakt -
en dat zoiets je leven kan veranderen.

En dat Hij een naam heeft:
“Ik zal er zijn voor u”.
Ik zal er zijn
in je diepste binnenste,
in je hart en handen,
in je spreken en handelen.

Ik zal er zijn
als liefde en trouw,
in je omgaan met mensen,
in je werken
aan beter samenleven voor allen.

Voor de rest
heeft niemand
God gezien.
Tenzij
Hij misschien wel eens
te zien zou kunnen zijn
in mensen
die elk op hun manier
van Gods naam een werkwoord maken
dat ze in alle vormen en wijzen vervoegen.

Ja, God is te zien
in mensen die geloven
dat Hij te doen is.

(uit: “Naam die zin is van ons Leven” van Carlos Desoete)