Pasen A (11/04/2020)
Inleiding
Het is nacht, donkere nacht.
Hij wordt bewaakt.
Zelfs in de dood is men nog bang voor hem …
Het is nacht, donkere nacht,
en niet alleen omdat de zon is ondergegaan
Het is nacht in de harten van zijn leerlingen,
het is nacht in de wereld rondom hen,
het is nacht in ónze wereld.
Maar telkens ook
hebben mensen strijd tegen de leegte gevoerd.
De hele mensengeschiedenis door zijn mensen opgestaan
en hebben ze de duisternis en de leegte bevochten.
Want ondanks alle duisternis zagen zij licht.
Het licht van Jezus en zijn vertrouwen in de liefde.
Het licht van medemensen die het niet opgaven.
Het licht van geloof in een nieuwe wereld.
De strijd tegen zinloosheid en leegte is van alle eeuwen.
Telkens opnieuw
hebben mensen de zoektocht aangedurfd
de zoektocht naar zin,
naar de God die chaos overwint,
Schepper noemen we Hem.
Dat heeft Jezus ons voorgeleefd.
Daarom vieren we Hem vandaag.
Hij is het licht voor deze wereld.
Hij is het woord tot ons gesproken,
Hij is het levend water voor elke mens.
Lezing: Matteüs 28, 1 - 10 (NBV)
Na de sabbat, toen de ochtend van de eerste dag van de week gloorde, kwam Maria uit Magdala met de andere Maria naar het graf kijken.
Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. Hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw. De bewakers beefden van angst en vielen als dood neer. De engel richtte zich tot de vrouwen en zei: ‘Wees niet bang, ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. Hij is niet hier, hij is immers opgestaan, zoals hij gezegd heeft. Kijk maar, dat is de plaats waar hij gelegen heeft. En ga nu snel naar zijn leerlingen en zeg hun: “Hij is opgestaan uit de dood, en dit moeten jullie weten: Dat is wat ik jullie te zeggen had.’
Ontzet en opgetogen verlieten ze haastig het graf om het aan zijn leerlingen te gaan vertellen. Op dat moment kwam Jezus hun tegemoet en groette hen. Ze liepen op hem toe, grepen zijn voeten vast en bewezen hem eer. Daarop zei Jezus: ‘Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan, daar zullen ze mij zien.’
Deelmoment (Luc Maes)
Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel. Voor zijn Joods-Christelijke lezers gebruikt Matteüs oude beelden om te zeggen dat God nabij is. De engel – hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw – is de verschijning van God in de wereld van de mensen.
De twee Maria’s maken het mee, toen de ochtend van de eerste dag van de week gloorde. Een nieuwe dag, nieuw licht, twee beelden van nieuw leven. Ze komen echter tot de vaststelling dat ze niet op de goede plaats zijn. De engel zegt hun: ‘Wees niet bang, ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. Hij is niet hier, hij is immers opgestaan, zoals hij gezegd heeft. Kijk maar, dat is de plaats waar hij gelegen heeft.’ Een graf is de plaats van de dood. En een engel, die de steen wegrolt en er op gaat zitten, is beeld van God die de dood overwint. Wat de vrouwen zien in het graf wordt niet verteld. Het doet er ook niet toe, want Hij is opgestaan uit de dood.
Daarom moeten ze niet bij het graf blijven treuren. “Want,” zegt de engel, “hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zul je hem zien.”
Dat moeten de vrouwen doorvertellen aan de leerlingen van Jezus. Merkwaardig: de vrouwen zijn de eerste verkondigers van de verrijzenis. En terwijl ze op weg zijn
om dat te doen, worden ze zelf gewaar dat Jezus bij hen is.
“Wees niet bang” zegt Hij. Ze moeten niet vrezen dat ze Hem zouden verliezen omdat Hij gestorven is. Neen, Hij is juist heel dicht bij hen en Hij gaat met hen naar Galilea.
Jezus was afkomstig van Galilea en zijn broeders zijn Galileërs. Zij moeten niet in Jeruzalem blijven, zij moeten niet bij het graf van Jezus blijven, zij moeten naar huis gaan en hun leven hervatten. ‘Daar zullen ze mij zien’, zegt Jezus.
In de verschijningsverhalen van de evangelies wordt dat verder duidelijk. Dat zien is niet met de ogen kijken naar een dood lichaam dat opnieuw tot leven komt. Het is
zien met de ogen van het geloof in leven dat verder gaat na de dood. Wij, mensen, kunnen daar niets van begrijpen. Verrijzenis is het werk van God. We kunnen er alleen maar in beelden en met stuntelige woorden over spreken.
Jezus zien en nabij voelen gebeurt vooral wanneer wij leven en handelen zoals Jezus ons heeft voorgedaan:
kiezen voor een ezel in plaats van voor een paard;
brood breken en de beker delen;
op moeilijke momenten durven vertrouwen op de kracht van Jezus’ Geest;
Gods Woord telkens weer in vervulling laten gaan;
niet blijven bij wat het leven moeilijk of onmogelijk maakt, maar opstaan en kiezen voor echt leven voor mens en natuur;
als broeders en zusters verbonden zijn en gemeenschap vormen.
Hij lééft!
Zalig Pasen.
Geloofsbelijdenis
Wij geloven in God die Schepper is.
Hij heeft die schepping toevertrouwd aan mensen en laat hen nooit in de steek.
Wij geloven in Jezus Christus.
Als geen ander is Hij Beeld van God.
Wij geloven in Hem als Iemand die zijn leven deelde met de minsten
tot Hij niet meer kon. Zelfs zijn dood was uit trouw aan hen.
Zo is Hij levend gebleven onder ons tot op deze dag.
Wij geloven in Gods Geest, die ons met warmte bezielt
en aanzet tot evangelisch handelen.
Deze Geest leeft in de gemeenschap van Jezus, onze eigen Kerk hier op aarde.
Wij geloven in onze opdracht, om in Jezus’ naam deze aarde
in alle opzichten leefbaarder te maken.
Met Jezus voor ogen durven wij geloven dat het leven geen einde kent
en voortgaat, van geslacht tot geslacht.
Dat wij allen eens thuis zullen komen bij Hem, onze God en Vader,
want onze namen staan geschreven in de palm van zijn hand. Amen.
Dankgebed (Luc Maes)
Jezus,
wij danken U
omdat Gij ons zegt:
‘wees niet bang’.
Gij hebt ons getoond
wat het betekent:
zo met elkaar leven
dat we ‘leven in al zijn volheid’ hebben.
Gij hebt ons laten zien
hoe krachtig dat leven is:
door niets klein te krijgen,
zelfs niet door de dood.
Door uw diepe verbondenheid
met God, uw Vader,
zijt Gij ons voorgegaan
in leven dat geen einde kent.
Wij willen U volgen,
wij willen in U geloven,
wij willen met U vertrouwen
in Gods levenskracht.
Moge ons geloof in uw verrijzenis
ons verder laten groeien
in het vertrouwen
dat leven sterker is dan dood.
Amen.
Zegengebed
Zend ons, Heer,
tot allen met wie wij samen leven.
Leef in onze woorden,
laat vriendschap het spoor zijn
dat onze voetstappen tekent.
Zend ons, Heer,
tot allen die alleen staan
door armoede of ziekte,
of door het anders-zijn-dan-de-anderen
minder kansen krijgen.
Opdat wij hen zouden
ontmoeten en bemoedigen
en hen een plaats geven naast ons.
Zend ons, Heer,
om blijde boodschap te zijn
voor allen die wij mogen ontmoeten.
Help ons te vertrouwen op Uw liefde.
Heer,
Zegen ons in deze Paastijd.
Lied: Dan zal ik leven
Het zal in alle vroegte zijn als toen.
De steen is weggerold.
Ik ben uit de grond opgestaan.
Mijn ogen kunnen het licht verdragen.
Ik loop en struikel niet.
Ik spreek en versta mijzelf.
Mensen komen mij tegemoet –
wij zijn in bekenden veranderd.
Het zal in alle vroegte zijn als toen.
De ochtendmist trekt op.
Ik dacht een dorre vlakte te zien.
Volle schoven zie ik, lange halmen, aren
waarin de korrel zwelt.
Bomen omranden het bouwland.
Heuvels golven de verte in,
bergopwaarts, en worden wolken.
Daarachter
kristal geworden verblindend
de zee die haar doden teruggaf.
Wij overnachten in elkaars schaduw.
Wij worden wakker van het eerste licht.
Alsof iemand ons bij naam en toenaam
heeft geroepen.
Dan zal ik leven.