32 zondag door het jaar C  (05/11/2022)

Openingslied:  ♫  115  Drempelgebed

Inleiding  (Mia)

We zijn begin november.
Allerheiligen, Allerzielen en de herfst waarin we volop zitten stimuleren ons om na te denken over de dood en om stil te staan bij de vraag of er leven is over de dood heen. Ook de mensen in  Jezus’ tijd dachten daarover na.
In het evangelie dat we nu gaan beluisteren, komen de Sadduceeën, mensen van de Joodse priesterkaste, bij Jezus om Hem hierover vragen te stellen.

Laten we luisteren.

Lezing:  Lucas 20, 27-38  (NBV21)

Enkele sadduceeën, die ontkennen dat er een opstanding is, kwamen naar Hem toe en vroegen Hem: ‘Meester, Mozes heeft ons het volgende voorgeschreven: als een gehuwd man kinderloos sterft, moet zijn broer met de weduwe trouwen en nakomelingen verwekken voor zijn broer. Nu waren er zeven broers. De eerste was gehuwd, maar stierf kinderloos; daarna trouwde de tweede broer met de vrouw en vervolgens de derde, en toen de andere broers, maar alle zeven waren ze kinderloos toen ze stierven. Ten slotte stierf ook de vrouw. Wiens vrouw is ze dan bij de opstanding? Alle zeven zijn ze immers met haar getrouwd geweest.’ Jezus zei tegen hen: ‘De kinderen van deze wereld trouwen en worden uitgehuwelijkt, maar wie waardig bevonden is deel te krijgen aan de komende wereld en aan de opstanding van de doden, trouwt niet en wordt niet uitgehuwelijkt. Zij kunnen ook niet meer sterven, want ze zijn als engelen en ze zijn kinderen van God omdat ze deel hebben aan de opstanding. Dat de doden opgewekt worden, dat heeft ook Mozes al duidelijk gemaakt in het verhaal over de doornstruik, waar hij spreekt over de Heer als de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. Hij is geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem zijn allen in leven.’

Homilie  (Mia)

Zoals zo vaak komen de Sadduceeën naar Jezus toe om Hem een strikvraag te stellen.
De Sadduceeën werden eerder gevreesd dan geliefd door de gewone Joodse mensen. Sommigen onder hen zetelden in het sanhedrin (de joodse rechtbank). Velen hadden ook banden met de rijke priesterfamilies. Daarbij waren ze ook conservatief.
Met de vraag die ze aan Jezus stellen en het belachelijke verhaal dat ze er aan koppelen, willen ze uiteindelijk laten zien dat verrijzenis onmogelijk is.
Het deed me denken aan de lessen die ik in het 6de middelbaar gaf over mogelijke visies over “leven na de dood”. Ik had het gehad over de kijk op het leven na de dood in de grote wereldgodsdiensten: jodendom, islam, christendom, hindoeïsme, boeddhisme tot atheïstisch humanisme. Het boeide hen.
Eén van de jongens vroeg toen op spottende toon: “mevrouw, je gelooft daar zelf toch niet in zeker?”
Vooral in de richting wiskunde-wetenschappen wilden ze de verschillende visies aftoetsen aan de resultaten van de moderne wetenschappen.
Al snel volgde hun stelling dat de hemel geen plaats kon zijn. In de ruimte was er nog nooit een astronaut een “hemel” tegengekomen.
Ik kon er onmiddellijk aan toevoegen dat, volgens de moderne Bijbelstudie, met hemel en hel ook geen “plaatsen” bedoeld waren.
Waar het woord “hemel” in de bijbel gebruikt wordt, is dat als synoniem van “God”. “Naar de hemel gaan”, is naar God gaan. 
Ze zagen ook in dat de hemel (als boven ons) en de hel (als de onderwereld) te begrijpen waren vanuit het algemeen heersende wereldbeeld in de oudheid en in de middeleeuwen: Men zag de aarde als een platte schijf die via zuilen steunde op de onderwereld.
Sommigen, vooral uit de Talen-richtingen, zagen wel heil in het geloof in reïncarnatie. De wetenschappers maakten daar brandhout van.
Dit kan maar, zeiden ze terecht, als je nog dualistisch denkt, namelijk als je nog denkt dat lichaam en geest los van elkaar kunnen bestaan. Dan zou je kunnen geloven dat bij de dood, je geest uit je lichaam treedt en in een ander lichaam terechtkomt al naargelang het karma dat je gedurende je leven hebt opgebouwd … Of dat bij de dood, je geest “ergens” naartoe gaat. Lichaam en geest zijn echter, zo hadden ze geleerd in Wetenschappen,  onlosmakelijk met elkaar verbonden. We HEBBEN geen lichaam en een geest. We ZIJN “begeesterde lichamen”. Als we sterven, sterven we HELEMAAL. Dus, was hun conclusie: als we dood zijn, zijn we dood. Punt uit.
Of mensen leven na de dood of niet, is met niets te staven. Elke uitspraak daarover heeft met een “geloof” te maken. Ik kon dit enkel beamen.
Zo geloof ik, zei ik, in de verrijzenis! Ze bekeken mij met grote ogen. Een uitnodiging om meer te vertellen …

Ik kan in de verrijzenis geloven, zei ik, omdat ik in God geloof.
Zonder geloof in een God van Liefde, is geloof in de verrijzenis onmogelijk.
Ik geloof in de God van Jezus: een God die helemaal LIEFDE is.
Een God die zo houdt van elke mens, dat Hij niemand laat verloren gaan.
We kunnen nooit dieper vallen dan in de hand van God.
En sterven is “diep vallen”: we moeten de dood niet verbloemen.
Het is een breuk met het leven zoals we het hier hebben beleefd, een afscheid van hen van wie we hebben gehouden, en we kunnen slechts hopen dat er niet te veel pijn aan vooraf gaat.

Ik geloof echter dat die dood niet het laatste woord heeft. De Liefde is sterker. Gods trouw is groter dan de vernietigingskracht van het graf of van de crematie-oven.
Ik geloof dat we van dood naar totaal nieuw leven gaan, door Gods liefdeskracht. In verrijzenis gaat het om een totaal nieuw leven!
Het is geen reanimatie van een lijk! Het is geen terugkomen naar het leven hier op aarde.
In onze evangelietekst die we daarnet lazen, maakt Jezus met zijn antwoord duidelijk dat verrijzenis een werkelijkheid is die helemaal niet te vergelijken is met het leven zoals mensen het nu kennen. Ook Jezus baseert zijn geloof in de verrijzenis op zijn vertrouwen dat God liefde is. Het leven is waardevol en het blijft voortduren in Gods liefde. Daarom zegt Jezus: “De Heer is geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem zijn allen levend, ook al zijn ze gestorven.”
Verrijzen betekent: een binnentreden in de intimiteit van God.
Bij de verrijzenis gaan we een leven in dat niet bepaald is door onze huidige lichamelijke beperktheden van tijd en ruimte.

Dit alles kunnen christenen staven met hun geloof in de verrijzenis van Jezus zelf!
De verschijningsverhalen in de evangeliën getuigen ervan dat Jezus verrezen is: het gaat om dezelfde Persoon, maar met een heel andere lichamelijke aanwezigheid.
De verhalen van Emmaüs of van Tiberias verwijzen ons resoluut naar Jezus’ heel nieuw soort verrezen lichaam.
Velen hebben Hem na Zijn dood ontmoet als de “Levende” in hun midden.
Die beeldende verhalen zijn het enige wat we hebben.
Verder kunnen we er ons dus niets concreet bij voorstellen.
Alleen in de lijn van Paulus als een “transformatie”, een omvorming van de menselijke persoon tot een heel nieuw soort leven, een “verheerlijkt-leven-bij-God”.

Dit kan me enkel doen zeggen: “Ik zal nieuwsgierig sterven!”… maar in het diep vertrouwen dat God me niet loslaat.

Offerandelied:  ♫  89   Alles wacht op U

Alles wacht op U vol hoop,
alle levenden vragen U om voedsel.
Neemt Gij hun adem weg zij sterven
en zij vallen terug in het stof.
Zendt Gij Uw geest, zij worden herschapen.
Gij geeft de aarde een nieuw gezicht.

Tafelgebed

Laten we aan tafel gaan.
Hier delen we niet alleen de oogst van het land en onze arbeid,
maar delen we ook ons leven, onze dromen, onze vreugde, ons verdriet.

Hier delen we het geloof dat
wanneer we dit eenvoudige, alledaagse teken,
wanneer we dit teken keer op keer herhalen,
we de kans op leven, goed leven, voor iedereen tastbaar maken.

Want Jezus heeft ons de weg getoond met woord en daad.
Hij verstaat de stomgeslagen mond
en Hij is aanwezig bij alle mensen
die niet gehoord en genegeerd worden,
bij allen die verlangen naar vrede.

Hij zei: “dit brood, dit ben ik helemaal, hierin zit mijn hele leven, dit alles is het allerbelangrijkste”.

Wanneer we dit samen blijven doen
wordt nieuwe toekomst mogelijk
en kan nieuw leven openbloeien,
geschapen uit het niets.

Tafelgebed:  ♫  28   Gij die de stomgeslagen mond verstaat

Onze Vader

Jezus vroeg ons - niet enkel brood te delen - om Hem te gedenken,
Hij leerde ons ook bidden tot zijn Vader,
die ook onze Vader is:

Onze Vader …

Vredeswens

Heer Jezus,
iedere dag dat wij op deze aarde mogen leven
is een dag om dankbaar voor te zijn.
Maar iedere dag dat wij in vrede mogen leven
is een dag die ons hart doet overvloeien van dankbaarheid.
Wij bidden Je,
schenk deze vrede aan alle mensen
zodat jouw Rijk onder ons kan groeien.
Dit vragen wij Je
voor al de dagen van ons leven. Amen.

Die vrede zij altijd met ons.
En wensen wij die vrede ook elkaar toe …

Broodbreking

Jij die ons gezegd hebt wat leven is:
te doen wat goed is, recht, elkaar bevrijden.
Jij die het licht in ons geschapen hebt,
dat niet de duisternis ons overmeestert,
dat niet het laatste woord is aan de dood.

Laten we vieren dat we van ieder moment een nieuw begin kunnen maken.
Laten we brood van leven zijn voor elkaar.

Het brood staat voor ons klaar.
Als wij eten van dit brood, het breken, en delen met elkander …

 17   Dan zal er vreugde zijn op aarde …

Als brood gebroken wordt, zei Jezus
dan wordt liefde uitgedeeld,
dan worden mensen gered en bewaard.

Deel dan dit brood met elkaar;
volg na wat je in handen neemt
en tracht voor alle mensen zo goed als God te zijn.

Het brood staat voor ons klaar … kom maar aan tafel.

Communielied:   ♫  24   God is dan alles

Bezinning

De mooiste belofte uit de Schrift is wel de belofte van leven.
We zijn in het bestaan geroepen om te leven in verbondenheid met God en met elkaar.
De dood bedreigt ons voortdurend en toch: hij heeft niet het laatste woord.
Dat verzacht niet de pijn van het verlies. De dood is een harde waarheid.
We kunnen er niet omheen, we kunnen hem niet ontvluchten.
En toch zitten we niet op een dood spoor.
Ons leven eindigt niet zinloos.
Want onze God is een God van mensen. Hij kent ons bij onze naam.
We zijn geborgen in Zijn hand en daarom mogen wij leven voorgoed.
Deze belofte geeft perspectief, zelfs over de grens van de dood.
Ze is geen zoethoudertje, maar een uitdaging
om nu al alle kansen te geven aan het leven van mens en wereld.
Nu al worden we geroepen om op te staan uit de doodsheid van ons bestaan:
om leven aan te zeggen aan ieder voor wie het geen leven is.
Want als God ons het eeuwige licht gunt
dan hebben wij de taak om leven, licht en ruimte te zijn voor iedereen.

Wim Holterman

Slotgebed

God van levenden en niet van doden,
kom nader tot ons in jouw heilige Geest.
Word geboren in ons, telkens opnieuw.
Wees de grond van ons bestaan
zodat wij niet wankelen,
zodat wij niet verzinken in het eeuwig niets.
Klop aan de deur van ons hart, voortdurend,
zodat wij niet aan Jou voorbij leven,
onszelf niet inperken
tot wat zichtbaar en berekenbaar is.
Maak ons tot één gemeenschap van mensen,
levenden en doden,
samen levend met Jou en bij Jou,
alle dagen en in eeuwigheid.
Amen.

Laten wij dan straks van hier gaan,
bemoedigd en gesterkt.
Laten we verder vertellen dat er toekomst is,
dat God een God van levenden is,
dat er hoop is, altijd.

Dan zijn wij een zegen voor elkaar
en worden we gezegend door de goede God.